Bron: waterpeilen.nl
Eerst droogte en vervolgens forse regenval zorgt voor snelle wisselingen in het waterbeheer van West Nederland.Het westen van Nederland ligt grotendeels lager dan de zeespiegel. Dat betekent dat het waterpeil in de sloten, kanalen en plassen er lager staat dan het NAP, wat overeenkomt met het nul-meter niveau. Een waterstand onder het zeeniveau betekent dat overtollig water, bijvoorbeeld na forse regenval, niet vanzelf wegstroomt, maar via gemalen weggepompt moet worden. Valt er in het westen van het land veel regen, dan moeten de gemalen overuren draaien.
Op de duinen na liggen Zuid- en Noord Holland helemaal onder de zeespiegel, dus als de buien precies over deze provincies trekken. In de laagste delen van Zuid Holland staat het waterpeil in de sloten zelfs op ca 7 m onder NAP, wat betekent dat het water daarvandaan ook nog eens meer dan 7 meter opgevoerd moet worden voordat het uitgeslagen kan worden. Al met al vergt dat veel van het waterbeheer en als er dan 5 cm of meer in een dag valt, dan is het systeem daar niet altijd op ingericht.
Een niveau onder de zeespiegel heeft ook nog een andere bijkomstigheid, namelijk dat het mogelijk is om tijdens droge omstandigheden juist water in te laten. De kanalen en sloten die op het ene moment water afvoeren worden dan gebruikt om water aan te voeren. Waar deze kanalen grenzen aan het hoofdwatersysteem (de grote rivieren, het Amsterdam-Rijnkanaal, Haringvliet en IJsselmeer en Markermeer) wordt het water dan afgetapt en via het zogenaamde regionale systeem doorgevoerd.
Die wateraanvoer vanuit het hoofdwatersysteem naar het regionale systeem gebeurt via inlaatsluizen en heel soms wordt het water ook opgepompt naar een wat hoger niveau. De aanvoer van water in al deze gebieden is vooral in de zomer nodig. Tijdens warm zomerweer verdampt er dan namelijk veel water vanuit de plassen en sloten (ca 0,5 cm per dag) en zonder aanvoer zou het niveau te ver uitzakken.
Ook wordt het water gebruikt door de landbouw, maar, anders dan we misschien zouden verwachten, is dat maar een beperkte hoeveelheid. Het meeste water dat wordt ingelaten wordt namelijk gebruikt om de waterkwaliteit in het watersysteem op orde te houden. In de diepgelegen polders dringt namelijk vanuit de ondergrond zout water naar boven en om te voorkomen dat het zoutgehalte in het slootwater te hoog wordt, moet er vrijwel permanent worden doorgespoeld.
Daarom zijn de hoeveelheden ingelaten water in het westen en noorden, waar het zout in de ondergrond aanwezig is, ook veel groter dan langs de rivieren zelf, waar geen zout in de bodem aanwezig is. Als het voldoende regent, dan kan het regenwater gebruikt worden voor het doorspoelen, maar als er weinig regen valt is de aanvoer van extra water nodig.
Aan de hand van het beheergebied van Rijnland licht ik hierna toe hoe het waterbeheer van een regio met veel diepe polders is ingericht. Bij Gouda ligt het enige innamepunt van dit gebied. Hier wordt Rijnwater ingelaten vanuit de Hollandsche IJssel. De maximale capaciteit per dag bedraagt ongeveer 17 m3/s.
De inname bij Gouda kan alleen plaats vinden als het peil in de Hollandsche IJssel hoog genoeg is, daarom wordt ongeveer de helft van de dag ingelaten. Het innemen van water wordt gestopt wanneer er veel regen verwacht wordt en dan is het uiteraard niet nodig om water in te laten.
Het water dat bij Gouda ingelaten wordt stroomt van zuid naar noord door Rijnland. Het watersysteem mondt in het westen uit bij Katwijk, waar via de Oude Rijn water naar de Noordzee uitgeslagen kan worden; in het noorden loopt het door tot bij Spaarndam en Halfweg, waar op het Noordzeekanaal geloosd wordt.
Als het veel regent dan kan Gouda ook als uitlaatpunt gaan fungeren. Dat is vooral in de winter het geval als er toch geen water ingelaten hoeft te worden.
In de winter wordt er bij Gouda gemiddeld over de dag zo’n 10 tot 20 m3/s uitgelaten. Zodra het in het voorjaar droger wordt stopt het uitlaten van water en vanaf dat moment gaat Gouda als innamepunt fungeren.
Het debiet bij Bodegraven: dit is water dat tijdens natte perioden vanuit het naastgelegen hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden (HDSR) wordt aangevoerd. HDSR heeft in het westen geen uitlaatpunt op het hoofdwatersysteem en maakt daarom gebruik van het systeem van Rijnland. In de winter voert HDSR relatief veel water af, maar in de loop van het voorjaar loopt dat terug tot nul, omdat HDSR dan geen wateroverschot meer heeft.